Een vriendin van mij kan tot in detail het patroontje op mijn trui omschrijven, terwijl ik van mijn kant geen flauw idee heb of zij een broek of een rok aanhad. Als ik een bord kapot laat vallen, roep ik heel andere dingen dan mijn brave zoontjes zouden doen. En als ik uitgeslapen en blij ben, zeg ik op zo’n moment waarschijnlijk helemaal niets en haal alleen mijn schouders op.
Same, same but different
Geen mens is hetzelfde. Ook niet in een boek. Een van de leukste elementen van schrijfcursussen vind ik daarom de perspectiefoefeningen: ‘Beschrijf een situatie vanuit verschillende personen.’ Dit soort oefeningen kun je alleen doen als je je inleeft in de karakters. Wat zou zij doen, voelen, zeggen? Wat kan zij zien, horen, begrijpen?
Ilja Leonard Pfeijffer
Op de eerste pagina van Grand Hotel Europa bracht Ilja Leonard Pfeijffer mij volledig in verwarring door een ongeschoolde Afrikaanse vluchteling te laten praten in volzinnen over gecompliceerde filosofische vraagstukken. Heel even dacht ik dat de master himself had gespijbeld bij de perspectiefles. Maar nee. Natuurlijk niet. Al snel werd duidelijk dat deze piccolo geheel in karakter sprak en na 300 bladzijden snapte ik ook hoe hij geworden is wie hij is. Grote buiging voor meneer Pfeijffer.
Gouden regel
De gouden regel die wij leerden bij de perspectiefles is: ‘Perspectiefwisselingen zijn verboden.’ Kies per hoofdstuk of alinea wie het verhaal beleeft; door wiens ogen wij als lezer de wereld bekijken. En die persoon hou je vast. In ieder geval tot de volgende witregel. Die verteller kan nooit dingen zien die in een andere kamer gebeuren. Kan niet horen wat een ander denkt. Tenzij je Fantasy schrijft en jouw karakter laservisie heeft of gedachtelezer is.
Ik ben als lezer van de kaart als ik een verhaal zie vanuit Karin en plotseling de erectie voel van Jan. Dat zegt natuurlijk veel over mij. Ik hou van structuur en volg regels als een heilige plicht. Maar is die regel ‘Gij zult niet wisselen van perspectief’ wel zo nodig?
Perspectiefwissel
Natuurlijk is inleven in een personage vele malen makkelijker en intenser als je consequent kijkt vanuit zijn ogen. Maar soms geeft het een mooi effect als je schakelt.
Daniel Cole laat ons als rechercheur het huis van een verdachte binnenstebuiten keren om tot conclusie te komen dat het huis leeg is. Met zijn rug naar het gebouw wandelt hij terug naar zijn auto en zien wij, als lezer, een lichtje aangaan in het huis.
Mijn hele wezen protesteert: perspectiefwissel! Dit ziet de rechercheur niet. Nee. Maar jij als lezer wel. En vervolgens branden er hoofdstukken lang vragen in je achterhoofd. Wie zit er in dat huis? Waarom is diegene niet ontdekt?
Beheersen, breken, buigen
Waarschijnlijk geldt ook hier: je moet de regels beheersen, zodat je ze kunt breken en buigen als het nodig is.
Zelf beweeg ik me strikt binnen de perspectieven. Mijn ultieme doel is hoofdstukken te kunnen schrijven zonder in de titel of in de eerste zin te noemen om wie het gaat. En als ik dat echt goed kan, na vele schrijfmeters, later als ik groot ben … Dan durf ik misschien een Pfeijffertje of Cole-tje toe te passen.
Ik ben benieuwd wat anderen hiervan vinden. Is het gedoe rondom perspectief krampachtig, onnodig en achterhaald? Of is het een gouden regel die we moeten eren?
2 reacties
Ik vind de wisseling juist boeiend, het houdt je als lezer scherp. Maar het moet niet verwarrend worden waarbij het soms onduidelijk is vanuit welk perspectief verteld wordt.
Nu lees ik bijvoorbeeld Perenbomen bloeien wit van Gerbrand Bakker. In dit boek wordt gebruik gemaakt van een alwetende verteller, persoon Gerson en ook nog door de ogen van zijn tweelingbroers. Ontzettend knap gedaan.
ps. Ik zou ook in de war zijn van de erectie van Jan, Tamara 😉
Zelf waag ik me niet aan perspectiefwisseling. Ik vind het wel mooi en knap als ik het lees. Voorwaarde: het moet wel goed geschreven zijn. Ik moet nog veel
Oefenen