Waarom ik?

Het is een vraag die ik mezelf regelmatig stel. Als ik een ladder in mijn panty trek omdat ik me ’s ochtends weer eens te veel moet haasten, een volle pan pastasaus uit mijn handen laat vallen of een bekeuring op de deurmat vind omdat ik met maar liefst 52 km/h langs een flitspaal ben gereden. En als ik een verhaal wil schrijven.

Zij of ik?

Het is een van de essentiële vragen als je aan manuscript begint: zij of ik? Daarbij gaat het er niet om wie er vermoord gaat worden of er met die leuke man vandoor mag gaan, maar wie er gaat vertellen. Als auteur kun je kiezen uit verschillende perspectieven, waarbij de eerste persoon enkelvoud (de ik-vorm) en de derde persoon enkelvoud (de hij/zij/het vorm) de meest gebruikte vormen zijn. Allebei hebben ze voor- en nadelen.

Affaire

Kies je voor de ik-vorm, dan kan de lezer zich gemakkelijk identificeren met het hoofdpersonage en kun je als auteur de psychologische achtergronden van zijn of haar daden goed uitwerken. Met deze benadering voelen je lezers meteen aan waarom Lynn haar vent de deur wijst of in een gefrustreerde bui de zwemlerares van haar kind uitfoetert. Een nadeel van de ik-vorm is dat deze slecht te combineren is met alwetende verteller, waardoor het lastig is de lezer informatie te geven die Lynn niet heeft. Dit kan beperkend werken voor het opwekken van een spanningsboog. Je blijft immers doorlezen als je weet dat haar man géén affaire heeft met de zwemlerares, zoals zij denkt, maar met een collega. Je ziet het fout gaan en wilt weten hoe het verder gaat. Als het hele verhaal vanuit het perspectief van Lynn wordt verteld, gaat dit niet lukken.

Verdronken

Bij het gebruik van de derde persoon enkelvoud zijn de voor- en nadelen juist omgekeerd: het biedt je als auteur de kans om de verschillende personages vanaf een afstand te beschrijven en informatie te delen die zij niet hebben, maar deze benadering creëert wel een afstand tussen het personage en de lezer. Dit betekent dat je er extra veel moeite voor moet doen om de lezer duidelijk te maken dat Lynn door de vermeende ontrouw van haar man met de zwemlerares steeds weer wordt herinnerd aan die keer dat ze als kind tijdens haar eigen zwemles bijna verdronk, waardoor ze in paniek raakt en niet meer weet wat ze doet. Dus waar kies je voor?

Dilemma

Inmiddels heb ik ontdekt dat ik voor korte verhalen de ‘ik-vorm’ het beste vind werken. Als je een plot moet uitwerken in slechts 2.000 woorden, kun je je geen afstand tot je personage permitteren. Er is maar weinig tijd om de lezer met je hoofdpersoon te laten meeleven en dat lukt mij het beste door direct vanuit zijn of haar hoofd te vertellen. Voor mijn boek twijfel ik nog. Eerste persoon, derde persoon of voor elk van de twee hoofdpersonages een eigen perspectief? Kan dat of maakt zo’n constructie een boek onleesbaar? Het blijft een dilemma. Hoe gaan jullie hiermee om? Heb je tips of ervaringen die je wilt delen? Ik hoor ze graag, zodat ik de eerstvolgende keer dat ik denk ‘waarom ik?’ gewoon een helder antwoord heb.

Foto: pexels.com

Wellicht vind je dit ook leuk?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.