Er ligt een lijk in mijn auto

‘Er ligt een lijk in mijn auto en ik rij er al weken mee rond.’ Dat bericht dropte ik recent in de whatsappgroep van de Schrijfjuffers. Ik kreeg een geschrokken emoji met grote ogen terug. Diezelfde verbaasde ogen vermoed ik momenteel bij de lezers van dit blog. Desondanks vraag ik jullie niet meteen de politie te bellen. Ik heb een plausibele verklaring.

Boeken met Michel

Een paar weken geleden reed ik op een warme woensdagmiddag van Kortenhoef naar Hardenberg. Een ritje van ruim anderhalf uur voor de live uitzending van Boeken met Michel bij Radio Noos. Ik reed er opgetogen naar toe. Het was zomers warm en ik was de eerste live gast in het radioprogramma sinds de lange lockdown periode. Wat een eer, maar ook een mooi toeval in het kader van het boek dat Michel met mij wilde bespreken. De uitzending zou gaan over Thuis. Nederland in coronatijd. Het koffietafelboek dat tot stand is gekomen door de samenwerking met de Schrijfjuffers, fotograaf Ton Bennemeer en Uitgeverij Van Brug Boeken.

Penetrante geur

De mooie gedachten aan de totstandkoming van het boek werden gedurende de rit al snel overtroefd door een indringende geur die van achteruit de auto naar voren dreef. Ik schoof het panoramadak open. De frisse lucht won het echter niet van de penetrante geur. Het sloeg me inmiddels op mijn adem. Hoestend hield ik halt bij een onbemand pompstation in een desolate omgeving voorbij Zwolle en opende de achterklep. De stank die ontsnapte gaf me een dreun tussen mijn ogen. Ogenschijnlijk leek mijn achterbak leeg totdat ik iets zag drijven in het opbergvakje aan de linkerzijde van mijn auto. Ik liet mijn hand erin zakken en haalde een druipende tennisbal omhoog. De melkachtige vloeistof die langs mijn polsen gleed liet me bijna braken. Ik gooide de bal van me af en liet, met frisse tegenzin, mijn hand opnieuw in het stinkende zwarte gat zakken. Ik haalde een druipend zakje Mozzarella omhoog. Deze boosdoener was kennelijk een paar dagen daarvoor uit mijn boodschappentas ontsnapt. Het zakje was duidelijk ontploft, aan de randen stond het plastic open en het liet me raden hoe de binnenkant eruitzag.

De tijd begon te dringen

Met het rottende pakketje tussen duim en wijsvinger zo ver mogelijk voor me uitgestrekt doolde ik over het verlaten tankstation. Ik ontwaarde tijdens mijn zoektocht drie pompen, twee voor personenauto’s en een voor vrachtwagens, een paar afgesloten metalen kasten waarvan de toepassing me onduidelijk was, een opgebroken stoep en een berg zand op het verder ruimtelijk ingerichte terrein. Helaas bleek een afvalbak te veel gevraagd. Wat nu? De tijd begon te dringen, een live uitzending wacht niet en ik moest nog zeker een half uur autorijden tot de radiostudio. In mijn ooghoek zag ik tegen de voet van de derde pomp een weggeworpen karton liggen van een vermoedelijk verorberde Big Mac. Straatvuil. Vroeger leerde ik van mijn ouders dat op te rapen en weg te gooien waar het hoorde. Het dampende pakketje noopte me tot een andere keus en ik deponeerde het naast het fleurige rode karton met de overbekende gele M. Schuldbewust edoch opgelucht liep ik terug naar mijn auto. De achterklep stond nog open en de stank bereikte me sneller dan me lief was. Het leed was nog niet geleden. Ik opende een pakje wetties (voor noodgevallen) en depte daarmee het bedorven vocht op totdat het zwart plastic opbergvak leeg was. Met het laatste schoonmaakdoekje poetste ik het plastic schoner dan schoon. En ja, ik zal het maar bekennen; ook de beduimelde doekjes legde ik naast het duo Mozzarella en MacDonalds.

Met de moed der wanhoop

De verloren tijd probeerde ik in te halen door een flinke druk op het gaspedaal. De uitzending riep. Ondertussen rook ik een paar keer aan mijn vingers. De verrotting kleefde eraan vast. Zo kon ik niet in de studio verschijnen. Ik trapte het gas nog wat harder in op zoek naar iets waar ik mijn handen kon wassen. Het geluk was mij slecht gezind en de tijd schreed voort. Met de moed der wanhoop koerste ik naar mijn bestemming.

De geur van ontbinding

Eenmaal in de studio stond bij de voordeur een tafel met desinfectiemiddel op me te wachten. Volledig coronaproof. Zelden was ik zo blij met een flesje Dettol. Ik sproeide er lustig op los, maar het leek weinig te helpen. De geur van ontbinding bleef aan me plakken. Ik kon echter niet langer treuzelen. Het nieuws van 19.00 uur was in aantocht, daarna zou de uitzending beginnen.

Lijkwagen

Michel en Geja verwelkomden me hartelijk. Gelukkig lieten we het handen schudden, coronaproof, achterwege.  De mooie vragen van Michel lieten me mijn lijkwagen even vergeten en het werd een leuk interview over ons koffietafelboek Thuis en de impact die deze coronatijd op vele huishoudens heeft gehad.

Tranen in mijn ogen

Na afloop praatten we nog wat na. Ik verschoot van kleur toen Geja me een compliment maakte over hoe lekker ik rook. Had de lijkenlucht aan mijn vingers nu toch ook haar neus bereikt? Ik deed nog maar eens een stapje achteruit en nam de 1.5 meter regel serieuzer dan ooit. Gelukkig leek de opmerking echt over mijn parfum te gaan. Met nog een paar laatste foto’s voor social media namen we afscheid. Het was inmiddels bijna 20.30 uur en nog altijd broeierig warm. Met angst voor wat komen zou, opende ik het autoportier. Het was er nog. Een immense stank. Ik doorzocht de auto opnieuw, maar vond niets meer dat deze geur veroorzaakte. De anderhalf uur terug reed ik met alle ramen open en tranen in mijn ogen.

Een perfect alibi

Terug naar de eerste alinea van dit blog. Na mijn biecht in de whatsappgroep suggereerden mijn schrijfmaatjes vergenoegd dat zo’n bedorven kaasje op zich de perfecte manier is om de lucht van een lijk te maskeren. Ik ben er na een paar weken niet meer zo zeker van. Het enige waar ik naar op zoek ben is een middel om die lijkenlucht uit mijn auto te krijgen. Iemand een idee?

Wellicht vind je dit ook leuk?

1 reactie

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.